Een witte druif onder de loep: Chardonnay
“De chardonnay is een van de gelukkigste combinaties van goede eigenschappen”, zo schrijft de gerenommeerde Jancis Robinson. “De wijnbouwer kweekt hem graag, de keldermeester vinifieert hem graag, en iedereen drinkt hem graag.” De chardonnay is dan ook de meest aangeplante variëteit ter wereld, van Australië tot Chili, van Italië tot Zuid-Afrika.
Beter dan elke andere druif, past de chardonnay zich makkelijk aan aan de bodem en het klimaat. Ze is erg sterk en goed bestand tegen de kou. De chardonnay loopt wel vroeg uit en mag daarom niet te laat geplukt worden, anders gaat de wijn teveel alcohol bevatten.
Chardonnaywijn heeft een zeer veelzijdige persoonlijkheid. Hij kan heerlijk fris en subtiel zijn, met fruitige zuren: van citrus in koudere streken, over appeltjes en meloen, tot ananas en tropische vruchten in de nieuwe wereld. De bekendste (en de lekkerste) chardonnay in deze categorie is de Chablis. Chardonnay kan ook een boterachtige vettigheid en een houtachtig karakter hebben, zoals bij Meursault, die samen met Corton-Charlemagne en Puligny-Montrachet tot de allergrootste chardonnays gerekend wordt. En de chardonnay ligt ten slotte ook aan de basis van de beste champagnes. Champagne “blanc de blancs” is uitsluitend van chardonnaydruiven gemaakt.
Chardonnay is de enige witte drijf die een uitgesproken affiniteit heeft met eikenhout. Vaak wordt de wijn gelagerd op eikenhouten vaten, wat hem toetsen van vanille, hout en toast bezorgt. Dat leidt in de nieuwe wereld echter vaak tot misbruik, tot en met het vermengen van houtschilfers en vanillestokjes in de cuves! Overvloedig gebruik van hout maakt van chardonnay een vlakke en zoeterige, heel commerciële wijn. Zoals Gido Van Imschoot, voorzitter van de Professionele Vlaamse Sommeliers, het noemt: techno- of colawijn. Een fenomeen dat we alsnog gelukkig niet zo vaak in Frankrijk zien.