Een zomerse druif onder de loep: sauvignon blanc
U vindt hem vaak als “monocépage”, dat is een wijn die van één enkele druif gemaakt wordt: de sauvignon blanc. Schitterende voorbeelden zijn Sancerre en Pouilly Fumé, twee bekende monumenten uit de Loirestreek. Maar ook in assemblagewijnen, waar de sauvignon blanc gecombineerd wordt met andere druivensoorten, speelt hij een belangrijke rol. In Bordeaux vormt hij bijvoorbeeld een perfecte symbiose met de mollige sémillon, en bezorgt zo een consistente frisheid aan wijnen als Sauternes en witte Graves. De sauvignon blanc geeft pit aan deze wijnen en “verjongt” ze. Op wereldvlak is de sauvignon blanc uitgegroeid tot de op één na populairste groene druif – nummer één is de chardonnay.
Sauvignon blanc is een krachtige witte wijn. Minder zacht en rond dan de chardonnay, ontwikkelt de sauvignon blanc sterke aroma’s van groen fruit: zurige appel, onrijpe peer, perzik. Ook in de mond is hij een echte fruitbom, met voldoende zuren (maar niet scherp) en de nodige frisheid om als heerlijke zomerwijn te fungeren. Afhankelijk van het klimaat waar de sauvignon blanc verbouwd wordt, kan de wijn soms mineralig of steenachtig overkomen, met toetsen die aan silexsteen doen denken.
Hoe eenvoudig de wijn ook is, de sauvignon blanc is geen eenvoudige druif om te verbouwen. Hij groeit snel en bloeit vroeg. De bladeren zijn zeer groot, waardoor zelfs bij zonnig en droog weer de druiven in de schaduw hangen. Drastisch wegsnoeien van de bladeren in september en oktober (de zogenoemde “vendange verte”) is dan ook van het grootste belang om onrijpe en soms groenige wijn te voorkomen.
Sauvignon blanc serveert u best aan 6 tot 8 graden, bij zomerse gerechten als paella, gerookte paling en zeevruchtengerechten. Overheerlijk ook bij mosselen natuur en Thaise gerechten. Smakelijk!